Beroeps- en gedagscode
 
 
 
    Beroepscode Verhappen Bewindvoering – Mentorschap  
   
Als voorwaardig NBPB-lid dient Verhappen Bewindvoering – Mentorschap in de uitoefening van haar beroep te handelen naar de inhoud en geest van deze beroepscode.
De code heeft voor Verhappen Bewindvoering – Mentorschap volledig bindende kracht.
De volgende kernbegrippen is hierin leidend en plaatst de integriteit van de bewindvoerder in een breder perspectief.

Dienstbaarheid
Het handelen van een bewindvoerder is altijd en volledig gericht op het belang van de onder bewind gestelde en op het systeem waarvan hij/zij deel uitmaakt.

Functionaliteit
Het handelen van een bewindvoerder heeft een herkenbaar verband met de wettelijk omschreven uitvoeringstaken van de bewindvoerder.

Onafhankelijkheid
Het handelen van een bewindvoerder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid
Het handelen van een bewindvoerder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en zowel de controlerende organen als de onder bewind gestelde volledig inzicht hebben in het handelen van de bewindvoerder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid
Op een bewindvoerder moet men kunnen rekenen. Hij houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid
Het handelen van een bewindvoerder is zodanig dat iedereen op gelijke wijze en met respect wordt bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Vakbekwaamheid
Het handelen van de bewindvoerder wordt gekenmerkt door deskundigheid op zijn vakgebied. De bewindvoerder houdt deze deskundigheid op peil en ontwikkelt deze verder. Uiteindelijk voldoet hij aan het binnen de beroepsvereniging gestelde en gehanteerde competentieprofiel.
 
 
    Gedragsregels  
   
Als voorwaardig NBPB-lid dient Verhappen Bewindvoering – Mentorschap in de uitoefening van haar beroep te handelen naar de inhoud en geest van deze gedragsregels. Deze gedragsregels zijn bindend voor Verhappen Bewindvoering – Mentorschap,
 
Verhouding tot de cliënt
De bewindvoerder dient zich te houden aan de aanbevelingen meerderjarigenbewind van het LOVCK, het burgerlijk wetboek BW 1:431-449 en het besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren.
De houding van de bewindvoerder tegenover zijn cliënt dient te zijn gebaseerd op eerbiediging van diens persoon en zijn levensbeschouwelijke overtuiging, alsmede op de erkenning van zijn verantwoordelijkheid voor eigen keuze van handelen.
De bewindvoerder heeft de plicht de cliënt zo volledig mogelijk op de hoogte te stellen van zaken, inhoud en resultaat van de op hem betrekking hebbende bewindvoering en klachtrecht.
Indien de bewindvoerder wordt opgeroepen als getuige zal hij zich van geval tot geval afvragen, of hij zich op grond van het voorgaande dient te beroepen op het in de Nederlandse Wetgeving neergelegde verschoningsrecht van getuigen.
De bewindvoerder onderkent de macht die inherent is aan zijn positie en beseft dat hij zowel bewust (door het geven van directieven) als onbewust (als rolmodel) grote invloed uit kan oefenen op de onderbewindgestelde en mogelijk ook op derden. Daarom is hij bedachtzaam in zijn handelen en voorzichtig met het doen van uitspraken.
De bewindvoerder informeert de onderbewindgestelde desgevraagd zonder terughoudendheid, welke opleiding, c.q. ervaring en kwalificaties hij heeft en welke methoden en stijl hij (voornamelijk) gebruikt bij bewindvoering. De bewindvoerder dient indien door de onderbewindgestelde gewenst het bewijs van goedkeuring door het LKB CBM te tonen.
 
Verhouding tot anderen
De bewindvoerder dient tot samenwerking met anderen bereid te zijn indien de vraagstelling dit noodzakelijk maakt en voor zover de beroepscode dit toelaat. Daarbij zal hij tegenover hen die uit hoofde van een ander beroep bemoeienis hebben met de cliënt begrip tonen voor de inbreng der gegevens van deze beroepsbeoefenaren.
De bewindvoerder dient binnen het redelijke bereid te zijn technische inzichten en ervaring als bewindvoerder ten dienste te stellen van collega’s en eveneens zijn eigen opvattingen aan de hunne te toetsen. De verplichting in de vorige zin geldt voor zover het betreft de aanscherping van de eigen kennis en de ervaring dan wel die van collega’s, bij welke aanscherping de kwaliteit van de bewindvoerder en de collega’s, en daarmee van de beroepsgroep is gebaat. De bedoelde verplichting geldt niet voor zover uitsluitend of in overwegende mate de zakelijke belangen van de bewindvoerder en/of de collega’s zijn gediend.
De bewindvoerder die gegronde redenen heeft om aan te nemen dat enig belang van de cliënt en/of het aanzien van het beroep ernstig wordt geschaad door een collega dient, indien geen oplossing kan worden gevonden, zijn bezwaren aanhangig te maken bij het bestuur van de beroepsvereniging.
De bewindvoerder houdt zich op de hoogte van ontwikkelingen, staat open voor nieuwe inzichten en onderzoekt nieuwe methoden op gebied van bewindvoering, onder meer door lezen van (vak)literatuur, het volgen van bij- en nascholingen, het bezoeken van symposia, het deelnemen aan intervisiebijeenkomsten, en/of het gebruik maken van mogelijkheden van intercollegiale toetsing.

Belangenverstrengeling
De bewindvoerder kan alleen het bewind uitvoeren over familie met schriftelijke toestemming van het bestuur van de vereniging.
De bewindvoerder neemt van derden in de bewindvoeringsrelatie, geen geld, geschenken, faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van deze derde kan beïnvloeden.
De bewindvoerder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de onder bewind gestelde. Nevenfuncties dienen te worden gemeld bij het bestuur van de vereniging.

Informatie
De bewindvoerder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waaruit hij uit hoofde van zijn functie beschikt.
De bewindvoerder houdt naar zijn cliënt geen informatie achter die de cliënt betreffen.
De bewindvoerder verstrekt aan derden slechts die informatie die van belang is voor het adequaat uitvoeren van de werkzaamheden.

Aannemen van geschenken
De bewindvoerder neemt geen geschenken van zijn cliënten aan.